-
1 slip one's collar
zich bevrijden -
2 избавиться
zich bevrijden, zich ontdoen, ontkomen -
3 избавляться
zich bevrijden, zich ontdoen, ontkomen -
4 dégager
dégager [deegaazĵee]3 opruimen♦voorbeelden:〈 informeel〉 dégage! • donder op!♦voorbeelden:1. v3) opruimen4) vrijlaten [hals, rug]5) verspreiden [gas, geur]6) vrijmaken [geld]7) inlossen [pand]8) afwijzen [verantwoordelijkheid]9) terugnemen [woord]10) trekken (uit) [lering]2. se dégagerv1) opklaren [lucht]2) leegstromen [straat]4) vrijkomen [geur, rook] -
5 affranchir
affranchir [aafrãsĵier]1 vrijmaken ⇒ bevrijden, vrijlaten, politiek onafhankelijk maken, vrijstellen (van)1 zich bevrijden (van) ⇒ zich losmaken (van), van zich afgooien♦voorbeelden: -
6 dépêtrer
dépêtrer [deepetree]1 bevrijden (uit) ⇒ verlossen (uit), redden (uit)1 zich bevrijden (uit) ⇒ zich redden (uit), zich losmaken (van) -
7 délivrer
délivrer [deelievree]II 〈 overgankelijk werkwoord〉2 (af)geven ⇒ overhandigen, uitreiken, bezorgenv2) overhandigen, bezorgen3) werpen [dieren] -
8 wriggle
n. opwinding; beweging; het zich ervan afmaken (van probleem)--------v. kronkelen; zich bevrijden; ontvluchten (aan een probleem enz.); heen en weer schommelen; verbuigenwriggle1[ rigl] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 kronkel/wriemelbeweging ⇒ gekronkel/wriemel————————wriggle2♦voorbeelden:1 wriggle out of something • ergens onderuit proberen/weten te komenwriggle through the crowd • zich door de menigte heen wriemelenII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden: -
9 unburden
v. ontlasten, verlichten[ unbə:dn]1 ontlasten ⇒ verlichten, van een last bevrijden♦voorbeelden:unburden oneself of something • iets opbiechtenunburden oneself/one's heart to someone • zijn hart uitstorten bij iemand -
10 throw off
ergens van afkomenthrow off♦voorbeelden: -
11 secouer
secouer [səkoe.ee]♦voorbeelden:cette maladie l'a bien secoué • die ziekte heeft hem lelijk aangepaktsecouer la salade • de sla uitslaan1 zich af-, uitschuddenv1) (uit-, af)schudden3) schokken -
12 entziehen
entziehen1 onttrekken, -nemen♦voorbeelden:jemandem das Vertrauen entziehen • het vertrouwen in iemand opzeggen1 zich bevrijden, losmaken van, uit♦voorbeelden: -
13 lösen
lösen5 lossen, afvuren♦voorbeelden:Alkohol löst die Zunge • alcohol maakt de tong losdie Tapete von der Wand lösen • het behang van de muur afhalen3 einen Vertrag lösen • een contract, verdrag ontbinden, annuleren4 eine Fahrkarte lösen • een kaartje kopen, nemen5 einen Schuss lösen • een schot lossen, afvuren1 loslaten, -gaan ⇒ loskomen, -raken♦voorbeelden:2 sich von einem Gedanken lösen • een gedachte loslaten, van zich afzetten -
14 émanciper
émanciper [eemãsiepee]1 meerderjarig verklaren ⇒ mondig verklaren, emanciperen1 geëmancipeerd worden ⇒ zich zelfstandig maken, zich bevrijdenv -
15 délier
-
16 herausarbeiten
herausarbeiten♦voorbeelden: -
17 распутаться
loswikkelen, losgaan, tot klaarheid komen, zich bevrijden -
18 распутываться
loswikkelen, losgaan, tot klaarheid komen, zich bevrijden -
19 shook off the stigma
zich van het schandvlek ontdoen, zich van schandvlek bevrijden -
20 cut loose
Страницы